ECLI:NL:CRVB:2022:264

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
20/717 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om MBO-opleiding op kosten van het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen. Appellant, een Nigeriaanse man die naar Nederland is gekomen op 17-jarige leeftijd, had een verzoek ingediend om de kosten van zijn MBO-opleiding beveiliger MBO-2 te vergoeden. Dit verzoek werd afgewezen door het college op basis van de Participatieverordening, die stelt dat een scholingstraject maximaal 2,5 jaar mag duren. Appellant had eerder al de opleiding beveiliger MBO-1 succesvol afgerond, maar zijn voortgang in de MBO-2 opleiding was problematisch. Ondanks zijn inzet en motivatie had hij geen van de examens gehaald, wat leidde tot de conclusie dat het college in redelijkheid het verzoek kon afwijzen.

Tijdens de zitting, die gericht was op het vinden van een oplossing (GOO), werd besproken dat appellant moeite had met schakelen, maar ook dat hij flexibel was en graag aan het werk wilde. Er werd gesuggereerd dat een nieuwe klantmanager wellicht zou kunnen helpen om een traject naar werk te vinden dat bij appellant paste. De Raad oordeelde dat het college het verzoek om de opleiding op kosten van de gemeente te vervolgen terecht had afgewezen, gezien de onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal en de eerdere resultaten van appellant.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die eerder ook had geoordeeld dat appellant niet in aanmerking kwam voor de kostenvergoeding. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen dat appellant, ondanks zijn eerdere inspanningen, niet in staat was om de opleiding succesvol af te ronden binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

20.717 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2020, 19/2504 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (college)
Datum uitspraak: 24 januari 2022
Zitting heeft: J.N.A. Bootsma
Griffier: R. de Haas
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2022. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door D. Wassens.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
De Raad oordeelt hetzelfde als de rechtbank. Dit betekent dat appellant de opleiding beveiliger MBO-2 niet op kosten van de gemeente kan vervolgen.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant is vanuit Nigeria naar Nederland gekomen toen hij 17 jaar was. Hij heeft onder andere zijn inburgeringsexamen gehaald, vrijwilligerswerk gedaan, taallessen gevolgd en examen Nederlands F2 gedaan, dat is MBO-2 en -3 niveau. Met toestemming en op kosten van het college heeft appellant van september 2016 tot en met juni 2017 bij het ROC de opleiding beveiliger MBO-1 gedaan en gehaald. Aansluitend is hij in december 2017 doorgegaan met de opleiding beveiliger MBO-2. Op 27 juni 2018 hebben appellant, de studiebegeleider van het ROC en de klantmanager besproken dat succesvolle afronding van de opleiding niet haalbaar is. Appellant had de proefexamens niet gehaald en volgens de studiebegeleider is zijn beheersing van het Nederlands vooral op het gebied van rapporteren en op technisch vlak onvoldoende. Omdat appellant zo’n grote inzet en motivatie heeft, heeft hij van het ROC en het college toch de kans gekregen om de officiële examens te doen. Maar die heeft hij niet gehaald. Op 31 juli 2018 heeft het ROC appellant uitgeschreven. Na een klacht van appellant heeft hij op 18 oktober en 1 november 2018 gesprekken gehad bij het ROC. Uit het verslag daarvan blijkt dat appellant voor sommige vakken het maximale aantal herkansingen heeft gebruikt en voor sommige vakken nog één of twee examenkansen tegoed had. Het ROC vond het goed als appellant de opleiding zou hervatten, op voorwaarde dat de gemeente de kosten van de examens en extra lessen voor de examenvoorbereiding zou vergoeden.
Het verzoek van appellant aan het college van 12 november 2018 om toestemming voor het vervolgen van de opleiding op kosten van het college is afgewezen [1] op grond van artikel 13 van de Participatieverordening gemeente Heerenveen. [2] Daarin staat onder andere dat een scholingstraject maximaal 2,5 jaar is. Hoewel appellant nog niet de volle 2,5 jaar scholing heeft gevolgd, is het volgens het college niet te verwachten dat hij de opleiding zal kunnen afronden in de 10 maanden die daar (maximaal) nog van over zijn.
Appellant was het daar niet mee eens en heeft in de bezwaarprocedure gesteld dat hij alleen nog een praktijkexamen moest doen en stage moest lopen. Hij wil heel graag de kans krijgen om de opleiding af te maken.
Maar uit het dossier blijkt wat hiervoor al is beschreven: ondanks de herkansingen heeft appellant nog geen enkel examen gehaald. Dus behalve het praktijkexamen en de stage moet hij ook alle examens nog doen. Dit en het advies van het ROC dat zijn beheersing van de Nederlandse taal onvoldoende is voor de opleiding beveiliger MBO-2, maken dat het college in redelijkheid het verzoek van appellant heeft kunnen afwijzen.
Op de zitting, die was gericht op het vinden van een oplossing (GOO), is besproken dat appellant het moeilijk vindt om om te schakelen. Maar hij heeft ook gezegd dat hij flexibel is en heel graag aan het werk wil, bij voorkeur bij de overheid. Appellant heeft al jaren dezelfde klantmanager. Zonder die tekort te willen doen, zagen appellant en het college op de zitting ruimte om met een andere klantmanager in kaart te brengen waar appellant staat en wat een traject naar werk kan zijn dat bij hem past.
Op de zitting is het niet tot een schikking gekomen, omdat appellant toch de voorkeur gaf aan een uitspraak van de Raad. De kans blijft wel groot dat een nieuwe start met een andere klantmanager nog steeds in het wederzijds belang is van appellant én van het college. Ook is de kans groot dat het in hun wederzijds belang is als appellant gebruik maakt van een aanbod van het college om zijn beheersing van het Nederlands nog verder te verbeteren. Ook al heeft hij al een examen Nederlands F2 gehaald, als hij nog beter Nederlands leert heeft hij meer kans op werk dat bij hem past.
Het hoger beroep van appellant slaagt niet.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R. de Haas (getekend) J.N.A. Bootsma

Voetnoten

1.Primair besluit van 23 november 2018, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 28 mei 2019
2.De Participatieverorderning is gebaseerd op de artikelen 10, eerste lid, en 8a van de Participatiewet