Uitspraak
22.293 WIA
16 december 2021, 20/6314 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellant had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op basis van de vaststelling dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant had zich op 20 september 2017 ziek gemeld met psychische klachten en na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat hij belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen. Het Uwv concludeerde dat appellant niet meer geschikt was voor zijn laatst verrichte werk, maar wel voor andere functies. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de conclusies van de verzekeringsartsen in lijn waren met de beschikbare medische informatie.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het Uwv onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn beperkingen en dat er aanleiding was voor nader onderzoek. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het Uwv voldoende medische informatie had en dat er geen noodzaak was voor aanvullend onderzoek. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd appellant een WIA-uitkering toe te kennen. De Raad concludeerde dat de medische onderbouwing van het besluit van het Uwv voldoende was en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant. De uitspraak werd gedaan door E.W. Akkerman, met S.C. Scholten als griffier.