In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die na een auto-ongeval in 2010 klachten ervaart. Appellant, die voorheen als operator in een bakkerij werkte, ontving sinds 2012 een WGA-uitkering. In 2020 heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 51,25%. Appellant betwist deze vaststelling en stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de diagnose conversiestoornis gesteld, maar appellant meent dat zijn klachten niet goed zijn geobjectiveerd en dat de diagnoses van zijn behandelaars van GGZ in Balans meer gewicht moeten krijgen.
De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de door appellant gestelde klachten. De Centrale Raad onderschrijft deze conclusie en stelt vast dat de verzekeringsartsen overtuigend hebben gemotiveerd waarom zij de beperkingen van appellant hebben vastgesteld. De Raad komt tot de conclusie dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld op 51,25% en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.