ECLI:NL:CRVB:2022:261

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
21/2331 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke ontheffing van arbeidsverplichtingen bij niet volledig en duurzaam arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 9 december 2015 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW), verzocht om vrijstelling van de arbeidsverplichtingen. Het college van burgemeester en wethouders van Schiedam had appellant tijdelijk vrijgesteld van deze verplichtingen op basis van een advies van A-REA, dat aangaf dat appellant door medische beperkingen geen regulier werk kon verrichten, maar verbetering van zijn belastbaarheid verwachtte en een heronderzoek over een jaar adviseerde.

De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij duurzaam en volledig moest worden vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen, maar de Raad oordeelde dat het college terecht het advies van A-REA als uitgangspunt had genomen. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, zoals bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de PW.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van R. de Haas als griffier.

Uitspraak

21.2331 PW

Datum uitspraak: 8 februari 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 mei 2021, 20/4708 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N. Talhaoui, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt vanaf 9 december 2015 bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande. Bij brief van 20 februari 2020 heeft appellant verzocht om vrijstelling van de in artikel 9, eerste lid, van de PW opgenomen verplichtingen. Het college heeft daarop appellant aangemeld bij A-REA voor een medisch, psychologisch en arbeidsdeskundig belastbaarheidsonderzoek.
1.2.
Op 26 maart 2020 heeft A-REA advies uitgebracht. In dat advies is, voor zover van belang, vermeld dat appellant door medische beperkingen geen regulier werk kan verrichten. A-REA verwacht wel verbetering in de belastbaarheid van appellant en adviseert een heronderzoek over één jaar.
1.3.
Bij besluit van 22 april 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 31 augustus 2020 (bestreden besluit), heeft het college met verwijzing naar het advies van A-REA appellant tijdelijk vrijgesteld van, voor zover van belang, de in artikel 9, eerste lid, van de PW opgenomen arbeidsverplichtingen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe, voor zover van belang, het volgende overwogen, waarbij voor eiser appellant moet worden gelezen en voor verweerder college:
“Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder bij de besluitvorming uitgaan van het advies van A-REA. Uit het adviesrapport blijkt dat de onderzoeksactiviteiten hebben bestaan uit de bestudering van de beschikbare informatie, een telefonisch onderzoek door de psycholoog, een onderzoek door de arts, een telefonisch onderzoek door de arbeidsdeskundige en overleg tussen de psycholoog en de arbeidsdeskundige. In het advies staat dat rekening moet worden gehouden met langdurige beperkingen en is vastgesteld dat eiser geen regulier werk kan verrichten. Wel is geadviseerd eiser ten aanzien van het re-integratietraject laagdrempelig te begeleiden naar een activeringstraject/dagbestedingstraject vanuit de behandelaar van de GGZ. Hierbij kan gestart worden met maximaal tien tot twaalf uur per week. Het advies noemt verder dat wel verbetering van de belastbaarheid wordt verwacht en er is geadviseerd over een jaar een heronderzoek te doen. Eiser heeft geen stukken ingediend die maken dat moet worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van het advies van A-REA.
Gelet hierop kon verweerder het advies van A-REA als uitgangspunt nemen voor de beoordeling. Hoewel in het advies van A-REA staat dat sprake is van langdurige beperkingen, staat hierin ook dat verbetering van de belastbaarheid wordt verwacht en is volgens A-REA een heronderzoek over een jaar aangewezen. Verweerder heeft daarom kunnen besluiten eiser vrij te stellen van de arbeidsverplichtingen voor de duur van één jaar en niet over te gaan tot een volledige en duurzame vrijstelling van de arbeidsverplichtingen.”
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant stelt zich op het standpunt dat hij duurzaam en volledig moet worden vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen. Hij heeft daartoe, evenals in beroep, gesteld dat hij al jaren ernstige medische klachten heeft en dat die klachten niet verbeteren of afnemen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 9, eerste lid, van de PW zijn de verplichtingen tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie opgenomen. Artikel 9, tweede lid, van de PW biedt het college de mogelijkheid om in individuele gevallen tijdelijk ontheffing te verlenen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Ingevolge het vijfde lid van artikel 9 van de PW zijn de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onder a, b en c, niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
4.2.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust. De Raad voegt hieraan toe dat appellant ook in hoger beroep niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij – in weerwil van het advies van A-REA – volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 9, vijfde lid, van de PW.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van R. de Haas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2022.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) R. de Haas