ECLI:NL:CRVB:2022:2593
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2020. Tijdens de zitting op 9 december 2022 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene, die in deze procedure betrokken is, heeft mw. mr. R.J. Boskma verzocht om appellant te veroordelen in de proceskosten. Appellant heeft geen verweerschrift ingediend, en het onderzoek ter zitting is onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) achterwege gelaten. Het onderzoek is vervolgens gesloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat appellant veroordeeld moet worden in de kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 1.518,00, gebaseerd op twee punten voor het indienen van het hoger beroepschrift en verschijnen ter zitting, met een tarief van € 759,- per punt, voor verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 november 2022.