ECLI:NL:CRVB:2022:2587

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
22/2005 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2021. De Centrale Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en deze termijn op 7 februari 2022 was verstreken. Het beroepschrift was pas op 20 juni 2022 ontvangen door het Uwv, wat resulteerde in een overschrijding van meer dan vier maanden.

De Raad overwoog dat, hoewel appellant aanvoerde dat hij de post altijd laat ontvangt en dat de termijn niet lang genoeg was om op tijd te reageren, deze argumenten niet voldoende waren om te concluderen dat hij niet in verzuim was. De Raad benadrukte dat de termijnoverschrijding niet kon worden gerechtvaardigd door de langere verzendtijd van post tussen Nederland en Marokko. Gezien deze omstandigheden werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek te doen naar de inhoud van de zaak. De uitspraak werd gedaan door F.M. Rijnbeek, met J.M. Labage als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 november 2022
22/2005 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 december 2021, 21/2176 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld, is op 27 december 2021 in afschrift aan partijen toegezonden. Het beroepschrift is op 20 juni 2022 bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam ontvangen. De laatste dag dat hoger beroep ingesteld kon worden is 7 februari 2022. Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 8 juli 2022 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Appellant heeft daarop bij brief van 28 juli 2022, door de Raad ontvangen op 17 augustus 2022, geantwoord dat hij de post altijd laat ontvangt en de zes-weken-termijn niet lang genoeg is om op tijd te reageren. Appellant heeft de brief van 8 juli 2022 op 27 juli 2022 ontvangen en daarop op 28 juli 2022 gereageerd, maar ook deze brief is lang onderweg geweest.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is in dit geval met ruim vier maanden overschreden. Dat de post van Nederland naar Marokko en andersom langer onderweg is dan post die binnen Nederland wordt verstuurd en ontvangen, biedt daarvoor geen afdoende verklaring en levert daarom geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding op. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.