ECLI:NL:CRVB:2022:2584
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die als tandartsassistente werkte, was op 17 november 2017 uitgevallen en had op 10 december 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv weigerde deze aanvraag op basis van de conclusie dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het Uwv haar medische klachten had onderschat en dat de geselecteerde functies niet geschikt voor haar waren. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek adequaat was en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellante. De Raad bevestigde dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overtuigend had gemotiveerd dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de eerdere oordelen en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten opgelegd.