ECLI:NL:CRVB:2022:2575
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Car, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 24 november 2021 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/551. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 november 2022 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 134,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. De gemachtigde van appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen, maar ondanks deze waarschuwingen is de betaling niet tijdig gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor kon de Raad zonder verder onderzoek besluiten dat het hoger beroep niet inhoudelijk behandeld zou worden. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, met T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. Tegen deze uitspraak staat verzet open voor belanghebbenden binnen zes weken na verzending van het afschrift.