ECLI:NL:CRVB:2022:2570
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woninginrichting na verhuizing
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van gordijnen en vloerbedekking, die verband houden met de verhuizing van appellante naar een ander woonadres. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de aanvraag bij besluit van 5 november 2019 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 januari 2020. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Appellante heeft gesteld dat de verhuizing noodzakelijk was, omdat zij met haar vijf kinderen in een kleine flat woonde, wat leidde tot onhoudbare stress. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante niet heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was. Er ontbreken concrete bewijsstukken die de noodzaak van de verhuizing op medische of sociale gronden onderbouwen. Aangezien de verhuizing niet noodzakelijk is, zijn de kosten voor woninginrichting ook niet noodzakelijk, en is de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.