ECLI:NL:CRVB:2022:2563

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
22 / 1548 TOZO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening

Op 29 november 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1548 TOZO-V. Het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 maart 2022 is niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft deze beslissing genomen op basis van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De laatste dag voor het indienen van het hogerberoepschrift was 5 mei 2022, maar het schrift is pas op 18 mei 2022 ontvangen, wat betekent dat de termijn is overschreden.

Appellant heeft verzet aangetekend en verklaard dat hij vrachtwagenchauffeur is en tijdens een storm in februari 2022 problemen heeft ondervonden met zijn vrachtwagen, waardoor hij de termijn voor het indienen van het beroepschrift niet in de gaten heeft gehouden. Hij gaf aan dat hij van een medewerker van de rechtbank had gehoord dat de termijn op 18 mei 2022 afliep. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om de eerdere uitspraak te herzien, omdat appellant niet tijdig contact heeft opgenomen met de Raad en de rechtbank duidelijk heeft gewezen op de beroepstermijn van zes weken.

De Raad heeft geconcludeerd dat de verklaring van appellant over zijn medische klachten niet voldoende was om het hogerberoepschrift ontvankelijk te achten. De Raad heeft het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het betaalde griffierecht van € 136,- zal aan appellant worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van F.C. Meershoek als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 november 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 november 2022
22/1548 TOZO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 maart 2022, 21/4643 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het Drechtstedenbestuur (college)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak van 24 maart 2022 niet ontvankelijk verklaard. De Raad heeft die beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld op de zitting van 4 november 2022. Appellant is op de zitting verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft het hoger beroep van appellant in de uitspraak van 2 augustus 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het hoger beroep niet tijdig is ingediend.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 5 mei 2022. Het hogerberoepschrift is op 18 mei 2022 bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van hoger beroep is dus overschreden.
In verzet heeft appellant aangegeven dat hij vrachtwagenchauffeur is en dat tijdens de storm in februari 2022 de deur van zijn vrachtwagen terug klapte. Daar heeft appellant behoorlijk lang last van gehad. Daardoor is de termijn voor het indienen van het beroepschrift aan zijn aandacht ontsnapt. Verder heeft appellant verklaard dat hij van een medewerker van de rechtbank Rotterdam had gehoord dat de laatste dag van de termijn 18 mei 2022 was. Tevens gaf appellant aan dat als de uitspraak 8:54 duidelijker was geweest, appellant het erbij had laten zitten om een verzetschrift in te dienen.
De Raad ziet geen aanleiding om anders te oordelen dan de uitspraak van de Raad van 2 augustus 2022. In die uitspraak is de Raad ingegaan op het argument van appellant dat hij had gehoord dat de laatste dag van de termijn 18 mei was. Appellant heeft op zitting zijn verbazing uitgesproken dat er door de Raad geen contact is opgenomen met de betreffende medewerker en dat daarover niets is gezegd in de uitspraak. De Raad overweegt dat uit het dossier blijkt dat appellant pas na het einde van de beroepstermijn contact heeft opgenomen met de rechtbank in Rotterdam en geen contact heeft gezocht met de Raad. Appellant is door de rechtbank gewezen op de beroepstermijn van zes weken, dit staat duidelijk onder de uitspraak. Dat heeft appellant ook erkend. Uit de verklaring van appellant blijkt dat hem door de medewerker van de rechtbank is meegedeeld dat zij dacht dat de termijn op 18 mei afliep, maar dat ze niet wist hoe dat kon en ook geen juridisch advies mocht geven. Onder die omstandigheden is er geen aanleiding voor het oordeel dat appellant zonder meer op deze mededeling mocht afgaan en was er ook geen aanleiding om contact op te nemen met de rechtbank. De laatste dag om tijdig hoger beroep in te stellen was 5 mei 2022 en het hogerberoepschrift is op 18 mei 2022 ontvangen. Dit is buiten de termijn, het hoger beroep is daarmee te laat ingediend. De verklaring van appellant dat hij door medische klachten te laat was, is evenmin een reden om het hogerberoepschrift toch ontvankelijk te achten.Appellant wist dat de uitspraak zou komen, want hij was op de zitting geweest en had hulp kunnen vragen van derden bij het afhandelen van zijn (belangrijke) zaken. Verder heeft hij dit voor het eerst op de verzetszitting naar voren gebracht, waarbij hij niet heeft verklaard of onderbouwd dat hij in het geheel niet in staat was om zijn post af te handelen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.
Het betaalde griffierecht van € 136,- zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- door de griffier van de Raad aan appellant wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van F.C. Meershoek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) F.C. Meershoek