ECLI:NL:CRVB:2022:2557

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
21 / 4541 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek om bevordering en plaatsing na reorganisatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, werkzaam bij de gemeente Amsterdam, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar een hogere functie na een reorganisatie. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er toezeggingen waren gedaan over een harmonisatiebesluit dat bij het bestreden besluit genomen zou worden. De appellant had eerder geen bezwaar gemaakt tegen de plaatsingsbesluiten en de Raad zag geen reden voor het college om hierover te beslissen in het bestreden besluit. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van de appellant ongegrond was verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het onderbouwen van claims over toezeggingen en de rol van harmonisatie in functieplaatsingen binnen de gemeente.

Uitspraak

21.4541 AW

Datum uitspraak: 24 november 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 november 2021, 20/2690 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M. ten Berge en mr. K.F. Mantiri.

OVERWEGINGEN

1.1.
Met ingang van 1 januari 2020 is de Ambtenarenwet gewijzigd en Ambtenarenwet 2017 (AW 2017) gaan heten. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de AW 2017 blijft op besluiten of handelingen die vóór 1 januari 2020 bekend zijn gemaakt, het toen geldende recht van toepassing wat betreft de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen en wat betreft de behandeling van dat bezwaar of beroep.
1.2.
Op 20 januari 2003 is appellant in vaste dienst aangesteld bij de gemeente Amsterdam, in de functie van [naam functie 1] , salarisschaal 10A, bij [standplaats] . Bij besluit van 30 mei 2011 is appellant met ingang van l juni 2011 geplaatst in de functie van [naam functie 2] B, schaal 10, bij [standplaats] . Hij heeft daarbij het recht op salarisschaal 10A behouden.
1.3.
Appellant is bij besluit van 3 juni 2015 geplaatst bij [naam eenheid] in de functie van [naam functie 2] B, schaal 10, op de afdeling [naam afdeling 1] . Deze plaatsing was het gevolg van een reorganisatie. Bij besluit van 22 september 2016 is appellant bevestigd dat hij met ingang van 1 september 2016 is gestart in de functie van [naam functie 2] B, [naam afdeling 2] bij het [naam eenheid] . Appellant heeft tegen deze besluiten geen bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij besluit van 14 december 2016 heeft het college appellant per 1 januari 2017 geplaatst bij de afdeling [naam afdeling 3] . Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 1 juni 2017 gegrond verklaard en appellant is bij de afdeling [naam afdeling 4] geplaatst. Bij besluit van 2 oktober 2017 is appellant alsnog geplaatst bij de afdeling [naam afdeling 3] met ingang van 1 juni 2017.Vervolgens is een mediation traject gestart.
1.5.
Bij besluit van 23 maart 2017, na bezwaar gehandhaafd, heeft het college het verzoek van appellant om hem te bevorderen naar de functie [naam functie 3] , schaal 11, afgewezen. Volgens het college is niet gebleken dat er in het verleden toezeggingen zijn gedaan om appellant in een hogere functie te plaatsen. Het door appellant ingestelde beroep heeft de rechtbank ongegrond verklaard. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bij uitspraak van 18 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2408, bevestigd.
1.6.
Bij besluit van 26 april 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 27 maart 2020 (bestreden besluit), heeft het college appellant met ingang van 1 april 2018 geplaatst op de afdeling [naam afdeling 4] .
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Omdat de gemeente is gebleken dat er bij de reorganisatie en stedelijke omzetting per 1 januari 2015 door de samenvoeging van de functies onterechte verschillen waren in waardering, is in oktober 2015 een stedelijk harmonisatieproject gestart met als doel de verschillen in de samengestelde teams voor wat betreft generieke functies, werktitels en functieschalen op te heffen. In februari 2017 is een eindrapportage uitgebracht. In deze harmonisatie is appellant niet meegenomen, omdat zijn functie een individuele functie is.
4.2.
Appellant heeft tijdens de behandeling ter zitting van de Raad verduidelijkt dat het hem er in hoger beroep alleen om gaat dat bij het bestreden besluit alsnog een harmonisatieonderzoek had dienen plaats te vinden op basis van de functie die hij vóór 2015 bekleedde, zoals dat bij zijn collega’s in het verleden volgens hem ook is gebeurd. Dit had volgens hem tot een hogere schaalindeling geleid. De Raad is van oordeel dat appellant niet heeft onderbouwd dat hem is toegezegd dat bij het in dit geding bestreden besluit alsnog een harmonisatiebesluit zou worden genomen, terwijl appellant dit bij eerdere plaatsingsbesluiten niet aan de orde heeft gesteld. Ook overigens ziet de Raad niet dat het college hierover bij het bestreden besluit had moeten beslissen.
4.3.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman als voorzitter en L.M. Tobé en A. BeukerTilstra als leden, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2022.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) R. van Doorn