ECLI:NL:CRVB:2022:2552
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning IVA-uitkering aan werkneemster met terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een IVA-uitkering aan een werkneemster. De werkneemster ontving sinds 25 november 2016 een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Na een herbeoordeling door het Uwv op verzoek van de appellante, werd in 2017 besloten dat de WIA-uitkering niet zou wijzigen. Echter, in 2018 werd de werkneemster een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend. De appellante, een uitzendbureau, maakte bezwaar tegen de besluiten van het Uwv, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld en gaf het Uwv de kans om de gebreken te herstellen. In hoger beroep voerde de appellante aan dat het Uwv niet aan deze opdracht had voldaan. Tijdens de zitting gaf het Uwv aan in te stemmen met de toekenning van een IVA-uitkering aan de werkneemster met terugwerkende kracht tot 25 juli 2018. De Raad heeft vervolgens besloten dat de werkneemster recht heeft op deze uitkering en dat deze uitspraak in de plaats treedt van het eerdere besluit van het Uwv. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellante en het griffierecht.