ECLI:NL:CRVB:2022:2544
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.A. Severijn, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 november 2021. Het hoger beroep werd ingetrokken nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 28 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zij had gemaakt in verband met de rechtsbijstand in zowel de procedure bij de rechtbank als in het hoger beroep.
De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de kosten in bezwaar heeft vergoed, maar dat er nog kosten waren gemaakt in beroep en hoger beroep die vergoed dienden te worden. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 2.277,-, bestaande uit € 1.518,- voor de kosten in beroep en € 759,- voor de kosten in hoger beroep.
De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, met H. Alajai als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 november 2022. Appellante kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.