ECLI:NL:CRVB:2022:2525

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
22/2586 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig indienen van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 juni 2022. Appellant had hoger beroep ingesteld, maar het beroepschrift was niet tijdig ingediend. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van de indiener van het beroepschrift een griffierecht verschuldigd, dat tijdig betaald moest worden. Appellant werd op 12 augustus 2022 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 136,-, met de mededeling dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks een tweede herinnering op 12 september 2022, werd het griffierecht niet tijdig betaald.

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn gaat in op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. Het beroepschrift van appellant werd op 8 augustus 2022 ontvangen, terwijl de laatste dag voor indiening 4 augustus 2022 was. Hierdoor werd geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant werd gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding, maar reageerde hier niet op. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest, en verklaarde het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Labage, en is openbaar uitgesproken op 21 november 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan door belanghebbenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 november 2022
22/2586 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
23 juni 2022, 21/1770 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 12 augustus 2022 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 12 september 2022 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Ingevolge artikel 6:24 van de Awb in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 23 juni 2022 per aangetekende post in afschrift aan partijen toegezonden.
Het hoger beroepschrift is op 8 augustus 2022 bij de rechtbank, in de digitale postkamer, ontvangen. De laatste dag waarop tijdig beroep ingediend kan worden is 4 augustus 2022.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 17 augustus 2022 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop niet gereageerd.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.