ECLI:NL:CRVB:2022:2519

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
22 / 443 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten e-bike door korpschef politie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante, een voormalig politieambtenaar, had verzocht om vergoeding van de kosten van een e-bike, die zij had aangeschaft vanwege haar posttraumatische stressstoornis (PTSS). De korpschef van politie had dit verzoek afgewezen, met het argument dat de kosten niet als noodzakelijk gemaakt konden worden beschouwd onder de relevante wetgeving, namelijk het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De rechtbank had deze afwijzing bevestigd, en de appellante ging in hoger beroep.

De Raad oordeelde dat de kosten van de e-bike niet onder artikel 54 van het Barp vallen, dat vergoedingen voor geneeskundige behandeling of verzorging regelt. De Raad benadrukte dat de appellante niet had aangetoond dat haar situatie een bijzonder geval was zoals bedoeld in artikel 53 van het Barp. De Raad wees erop dat de hardheidsclausule restrictief moet worden toegepast en dat de omstandigheden van de appellante niet voldoende onderscheidend waren om voor vergoeding in aanmerking te komen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22.443 AW

Datum uitspraak: 23 november 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 24 december 2021, 21/525 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. O.W.G. van Petegem hoger beroep ingesteld.
Namens de korpschef heeft mr. I.G.J. van den Broek, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2022. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Petegem. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van den Broek.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was werkzaam bij de politie. Met ingang van 1 september 2019 heeft de korpschef appellante eervol ontslag verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van haar arbeid vanwege ziekte.
1.2.
Bij besluit van 11 december 2017 heeft de korpschef de bij appellante vastgestelde posttraumatische stressstoornis (PTSS) gekwalificeerd als beroepsziekte.
1.3.
Op 8 oktober 2018 heeft appellante de korpschef verzocht om vergoeding van de kosten van een door haar aangeschafte e-bike, ter hoogte van € 2.900. Appellante heeft bij haar verzoek een verklaring van haar huisarts van 5 juni 2018 overgelegd, waarin is vermeld dat appellante zich om medische redenen niet op een gewone fiets kan verplaatsen en aangewezen is op een fiets met ondersteuning.
1.4.
Op 13 februari 2019 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen appellante een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80-100%.
1.5.
Bij besluit van 30 oktober 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 januari 2021 (bestreden besluit), heeft de korpschef het verzoek van appellante afgewezen. Daarbij heeft de korpschef zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging als bedoeld in artikel 54, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en evenmin sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 53 van het Barp.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten van de e-bike niet op grond van artikel 54, eerste lid, van het Barp voor vergoeding in aanmerking komen. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 53 van het Barp. Het enkele standpunt dat appellante medische klachten heeft waarop het fietsen met een e-bike een positief effect heeft en waarvoor zij geen vergoeding op grond van artikel 54, eerste lid, van het Barp ontvangt, is onvoldoende. Deze omstandigheden zijn onvoldoende onderscheidend van aard. Een beroep op artikel 53 van het Barp staat open ongeacht of sprake is van een werkgerelateerde ziekte, zoals de PTSS van appellante, of van een niet-werkgerelateerde ziekte en ongeacht de status van de medische behandeling.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen het oordeel van de rechtbank gekeerd dat geen sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 53 van het Barp.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
In artikel 53 van het Barp is bepaald, voor zover hier van belang, dat aan de ambtenaar in bijzondere gevallen een tegemoetkoming kan worden verleend voor noodzakelijk gemaakte kosten die verband houden met ziekte, indien hierin niet op grond van een andere regeling wordt voorzien en deze kosten redelijkerwijs niet te zijnen laste kunnen blijven.
4.2.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550) ligt in het karakter van een hardheidsclausule besloten dat deze restrictief wordt toegepast.
4.3.
Appellante heeft aangevoerd dat sprake is van een bijzonder geval, omdat zij door de werkzaamheden die zij in opdracht van de korpschef verrichtte volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is geraakt. Dit betoog slaagt niet. Op de situatie dat appellante door haar werkzaamheden PTSS heeft opgelopen, heeft artikel 54, eerste lid, van het Barp betrekking, waarin is bepaald dat in geval van een beroepsziekte aan de desbetreffende ambtenaar de noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging worden vergoed. Dat appellante door haar PTSS volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is geraakt, maakt niet dat sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 53 van het Barp. De korpschef heeft met toepassing van artikel 39b, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie de WIAuitkering van appellante vanwege haar werkgerelateerde PTSS aangevuld tot 95% van haar laatstelijk genoten bezoldiging.
4.4.
Ter zitting heeft appellante nog aangevoerd dat, gelet op de uitspraak van 18 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1862, in haar situatie eveneens sprake is van een bijzonder geval. Ook dit betoog slaagt niet. In die uitspraak had de korpschef, in het kader van een pilot waarbij door (oud-)politiemedewerkers met als beroepsziekte erkende PTSS onder voorwaarden gebruik kan worden gemaakt van een buddyhond, door middel van een vaste gedragslijn nader invulling gegeven aan artikel 53 van het Barp. Van een dergelijke gedragslijn waarbij ook de kosten van een e-bike voor vergoeding in aanmerking komen, is de Raad in onderhavige zaak niet gebleken.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, voor zover aangevochten.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) I. van der Hout