ECLI:NL:CRVB:2022:2512

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
21 / 1250 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg met betrekking tot blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een aanvraag van appellante voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg, die door het CIZ was afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat niet aannemelijk was geworden dat zij 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig had. Appellante, die lijdt aan verschillende medische aandoeningen, stelde dat zij door constante duizeligheid vaker kan vallen, wat zou leiden tot ernstig letsel. De Raad heeft echter geoordeeld dat het CIZ het bestreden besluit mocht baseren op medische adviezen, waaruit bleek dat er geen blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg was. De Raad concludeerde dat appellante in staat was om op relevante momenten hulp in te roepen en dat er geen gegevens waren die een verhoogd valrisico of een gebrek aan alarmeringsmogelijkheden aantoonden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21.1250 WLZ

Datum uitspraak: 23 november 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 maart 2021, 20/3736 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl, advocaat, hoger beroep ingesteld en stukken ingediend.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. N. Scheurman, collega van mr. Berendse-de Gruijl. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt en mr. L.M.R. Kater.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1969, is bekend met artrose, idiopathisch lymfeoedeem, spanningshoofdpijn, fibromyalgie, osteoporose, en hypertensie.
1.2.
Op 20 december 2019 heeft appellante bij CIZ een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.
1.3.
Bij besluit van 4 februari 2020, gehandhaafd bij besluit van 15 juni 2020, heeft CIZ de aanvraag afgewezen. CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat bij appellante geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Hieraan liggen medische adviezen van 3 februari 2020 en 7 mei 2020, aangevuld met het advies van 2 juni 2020, ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Niet aannemelijk is geworden dat appellante is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Uit de informatie van de reumatoloog en de neuroloog heeft het college niet behoeven af te leiden dat sprake zou zijn van een zodanig reëel risico op het ontstaan van ernstig nadeel dat appellante zou zijn aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Van andere informatie die op een zodanig risico kan wijzen, blijkt niet. De enkele mogelijkheid dat een bepaald gevaar bestaat of dat een bepaald gevaar relatief vaak voorkomt bij mensen met een bepaalde aandoening, is op zichzelf niet genoeg. Evenmin blijkt van informatie dat appellante niet kan alarmeren na een val.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft, onder verwijzing naar een verklaring van een ergotherapeut van 7 april 2021, aangevoerd dat zij door de constante duizeling vaker kan vallen met ernstig letsel als gevolg.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat CIZ het bestreden besluit, waarin is geconcludeerd dat geen sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, mocht baseren op de medische adviezen van zijn medisch adviseur. In het medisch advies van 7 mei 2020 heeft de medisch adviseur geconcludeerd dat er geen gegevens zijn waaruit blijkt dat appellante frequent valt met letsel tot gevolg, dat er geen verhoogd valrisico wordt vermeld door specialisten en dat er evenmin gegevens zijn waaruit blijkt dat appellante niet kan alarmeren bij een val. Appellante wordt gezien de medische situatie geacht de zorg af te kunnen wachten bij ongeplande zorgmomenten. Verder is zij medisch gezien niet blijvend aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat zij in staat wordt geacht om op relevante momenten hulp in te roepen en voldoende de zorgbehoefte kan overzien en inschatten, om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen. In de door appellante overgelegde informatie van de ergotherapeut van 7 april 2021 heeft de Raad met CIZ geen aanknopingspunten gevonden om tot een andersluidend oordeel te komen.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) E.J. van der Veldt