ECLI:NL:CRVB:2022:2510
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tot kwijtschelding van de aanvullende beurs en toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor kwijtschelding van de aanvullende beurs, maar deze aanvraag was te laat ingediend. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de appellant in 2014 geïnformeerd over de mogelijkheid tot kwijtschelding en de deadline voor het indienen van de aanvraag. De appellant stelde dat hij de informatiebrief niet had ontvangen en pas na de deadline op de hoogte was geraakt van de mogelijkheid tot kwijtschelding. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, omdat de minister geen reden had hoeven zien om de aanvraag onder toepassing van de hardheidsclausule in behandeling te nemen.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat de aanvraag te laat was ingediend. De Raad bevestigde dat het de bedoeling van de wetgever is dat te laat ingediende aanvragen niet in behandeling worden genomen. De Raad wees erop dat de appellant zelf verantwoordelijk is voor het indienen van de aanvraag en het inwinnen van informatie over de toepasselijke wet- en regelgeving. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.