ECLI:NL:CRVB:2022:2509
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van uitspraak inzake niet-ontvankelijkheid griffierecht
In deze zaak heeft verzoekster een verzoek om herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Raad van 31 juli 2020. Het verzoek is behandeld tijdens een zitting op 13 oktober 2022, waar partijen niet zijn verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 juli 2021 het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoekster geen griffierecht had betaald. Op 24 maart 2022 is het verzet van verzoekster tegen deze niet-ontvankelijk verklaring gegrond verklaard, omdat zij buiten haar schuld om het griffierecht niet tijdig had kunnen betalen. Verzoekster kreeg de kans om haar beroep op betalingsonmacht nader te onderbouwen, maar heeft binnen de gestelde termijn niet gereageerd. Op 19 augustus 2022 is haar verzoek om vrijstelling van het griffierecht afgewezen. Ondanks een laatste kans om het griffierecht te voldoen, heeft verzoekster dit niet gedaan. De Raad heeft geoordeeld dat verzoekster in verzuim is geweest en dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2022.