ECLI:NL:CRVB:2022:2506
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond verklaard in hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in Frankrijk woont. Het hoger beroep was eerder op 16 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De appellant was het niet eens met deze beslissing en diende op 14 juli 2022 verzet in. Tijdens de zitting op 13 oktober 2022 zijn partijen niet verschenen.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat voor een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep het griffierecht vooraf betaald moet zijn, zoals vastgelegd in artikel 8:41, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De appellant had verzocht om uitstel van de beslissing op het hoger beroep, omdat de ingangsdatum van zijn AOW nog niet vaststond. Dit argument werd door de Raad niet geaccepteerd, aangezien het niet betalen van het griffierecht niet gerechtvaardigd was.
De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is om proceskosten aan de appellant te vergoeden. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van I. van der Houdt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2022.