ECLI:NL:CRVB:2022:2506

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
21 / 3829 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond verklaard in hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in Frankrijk woont. Het hoger beroep was eerder op 16 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De appellant was het niet eens met deze beslissing en diende op 14 juli 2022 verzet in. Tijdens de zitting op 13 oktober 2022 zijn partijen niet verschenen.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat voor een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep het griffierecht vooraf betaald moet zijn, zoals vastgelegd in artikel 8:41, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De appellant had verzocht om uitstel van de beslissing op het hoger beroep, omdat de ingangsdatum van zijn AOW nog niet vaststond. Dit argument werd door de Raad niet geaccepteerd, aangezien het niet betalen van het griffierecht niet gerechtvaardigd was.

De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is om proceskosten aan de appellant te vergoeden. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van I. van der Houdt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 november 2022
21/3829 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2021, 21/2248 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te Frankrijk (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak op 16 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk in behandeling kan nemen. De Raad heeft de beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Appellant is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring en heeft verzet ingediend op 14 juli 2022.
Het verzet is aan de orde gesteld op de zitting van 13 oktober 2022, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 16 juni 2022 is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
In verzet schrijft appellant dat hij had aangegeven dat hij uitstel van een beslissing op het hoger beroep wilde omdat de exacte ingangsdatum van zijn AOW nog niet vaststond en het hoger beroep dan geen kans van slagen had. Om die reden heeft hij het griffierecht niet betaald.
De Raad is van mening dat het hoger beroep in de uitspraak van 16 juni 2022 terecht nietontvankelijk is verklaard. Voor een inhoudelijk behandeling van het hoger moet het griffierecht vooraf zijn betaald. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid van de Awb. Vooraf wordt iemand die procedeert daarover ook geïnformeerd in de brochure “Wat u moet weten over de procedure bij de Centrale Raad van Beroep”. Ook in de nota van 3 november 2021 en in de herinnering van 4 december 2021 wordt dit benadrukt. Appellant heeft uitstel gevraagd voor het indienen van (nadere) gronden in de brief van 27 oktober 2021 omdat hij meer tijd nodig had om het (hoger) beroep beter te formuleren. Hij is op 4 november 2021 nog in de gelegenheid gesteld om nadere gronden in te dienen. Dat betekent niet dat het griffierecht niet hoeft te worden betaald.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan appellante te vergoeden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van I. van der Houdt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) I. van der Houdt