ECLI:NL:CRVB:2022:25
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
Op 4 januari 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 26 september 2017 ziek meldde met diverse klachten, waaronder rug-, nek-, schouder- en psychische klachten, had eerder een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv had op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. Appellant was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze beoordelingen te twijfelen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn beperkingen waren onderschat en dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor hem. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.