ECLI:NL:CRVB:2022:2491
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van AIO-aanvulling; beoordeling van dringende redenen in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellante en haar partner over de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 december 2018. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had na bezwaar de herziening en terugvordering gehandhaafd, omdat appellante en haar partner in die periode onterecht AIO-aanvulling hadden ontvangen. De rechtbank Amsterdam had het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
Appellante voerde aan dat de Svb wegens dringende redenen, zoals bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet (PW), van terugvordering had moeten afzien. Zij stelde dat de terugvordering ernstige sociale en financiële gevolgen voor haar en haar partner zou hebben, aangezien zij afhankelijk zijn van een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een AOW-pensioen. Appellante en haar partner hebben een jong kind en vrezen dat de terugvordering hen in financiële problemen zal brengen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van dringende redenen. De Raad benadrukte dat dringende redenen alleen van toepassing zijn als de terugvordering onaanvaardbare gevolgen heeft, wat in dit geval niet is aangetoond. De omstandigheden die appellante aanvoert, zoals het niet kunnen verwerven van inkomen en de financiële druk van de terugvordering, zijn inherent aan de situatie en niet uitzonderlijk. De Raad bevestigde daarom de uitspraak van de rechtbank en de terugvordering blijft gehandhaafd.