ECLI:NL:CRVB:2022:2483

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
22/916 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van verdiencapaciteit en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was stopgezet omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de belastbaarheid van appellante.

Appellante was niet verschenen op de zitting, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.E.J.P.M. Rutten. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat appellante geen nieuwe medische informatie had overgelegd die haar standpunt kon onderbouwen. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen van het Uwv adequaat hadden gehandeld en dat er geen reden was om aan hun conclusies te twijfelen.

De Centrale Raad oordeelde dat de gronden die appellante in hoger beroep had aangevoerd, voornamelijk een herhaling waren van eerdere argumenten en dat deze niet voldoende waren om de eerdere beslissing te weerleggen. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

22.916 ZW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 18 februari 2022, 20/2983 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 10 november 2022
Zitting heeft: T. Dompeling
Griffier: K.M. Geerman
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2022. Appellante is met bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Naar aanleiding van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) heeft het Uwv bij besluit van 11 september 2019 het recht op ziekengeld van appellante met ingang van 12 oktober 2019 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Appellante werd niet meer in staat geacht tot het verrichten van haar arbeid als verkoopster in een schoenenwinkel, maar wel tot het vervullen van diverse andere functies.
1.2.
Het Uwv heeft het bezwaar van appellante tegen het besluit van 11 september 2019 bij besluit van 15 oktober 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het Uwv de belastbaarheid van appellante op de datum in geding, 12 oktober 2019, onjuist heeft ingeschat. De artsen van het Uwv waren bekend met de psychische en lichamelijke klachten van appellante en hebben daarmee bij het vaststellen van de belastbaarheid van appellante rekening gehouden. Appellante voldoet niet aan de criteria voor het opnemen van een urenbeperking. De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Appellante heeft in beroep geen nieuwe informatie overgelegd waaruit blijkt dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft gesteld.
3. De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd komen er met name op neer dat haar beperkingen zijn onderschat. Deze gronden zijn een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken. Het standpunt van appellante dat haar beperkingen zijn onderschat vindt geen bevestiging in de in het dossier aanwezige en door de verzekeringsartsen inzichtelijk bij de beoordeling betrokken medische informatie. Appellante heeft ook in hoger beroep haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd. Dit betekent dat niet getwijfeld wordt aan de uitkomst van het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv. Hieruit volgt dat geen aanleiding bestaat om een onafhankelijk deskundige te benoemen. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) K.M. Geerman (getekend) T. Dompeling