ECLI:NL:CRVB:2022:2483
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van verdiencapaciteit en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was stopgezet omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de belastbaarheid van appellante.
Appellante was niet verschenen op de zitting, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.E.J.P.M. Rutten. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat appellante geen nieuwe medische informatie had overgelegd die haar standpunt kon onderbouwen. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen van het Uwv adequaat hadden gehandeld en dat er geen reden was om aan hun conclusies te twijfelen.
De Centrale Raad oordeelde dat de gronden die appellante in hoger beroep had aangevoerd, voornamelijk een herhaling waren van eerdere argumenten en dat deze niet voldoende waren om de eerdere beslissing te weerleggen. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.