ECLI:NL:CRVB:2022:2466

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
22 / 533 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vergoeding voor huishoudelijke hulp op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak gaat het om de vergoeding van huishoudelijke hulp voor een vervolgde op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De appellanten, de erven van de betrokkene, hebben hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarin een vergoeding voor huishoudelijke hulp werd vastgesteld op 12 uur per week. De betrokkene, die in 2022 is overleden, had eerder een vergoeding van 8 uur per week ontvangen, maar verzocht om uitbreiding naar 18 uur per week. Vanwege de coronamaatregelen kon er geen medisch onderzoek plaatsvinden, wat leidde tot een tijdelijke vergoeding van 5 uur extra hulp per week. Uiteindelijk heeft de verweerder de betrokkene in aanmerking gebracht voor 12 uur huishoudelijke hulp per week, omdat de medische advisering aangaf dat meer uren niet medisch noodzakelijk waren.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de verweerder, dat in lijn was met de adviezen van de medisch adviseurs. De Raad heeft geconcludeerd dat de appellanten niet in aanmerking komen voor een hogere vergoeding dan 12 uur per week, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door H. Lagas, met E.J. van der Veldt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 november 2022.

Uitspraak

22.533 WUV

Datum uitspraak: 18 november 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
de erven van [betrokkene] , laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] , Israël (appellanten)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens [betrokkene] (betrokkene) heeft [gemachtigde] beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 februari 2022, kenmerk BZ011469118 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Betrokkene is op [sterfdatum] 2022 overleden. Appellanten hebben de procedure voortgezet.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2022. Appellanten zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Leurink-Ofman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren in 1932, is vervolgde in de zin van de Wuv. Aanvaard is dat de psychische klachten en de osteoporose in verband staan met de ondergane vervolging. Aan appellante zijn verschillende voorzieningen toegekend waaronder een vergoeding voor huishoudelijk hulp van tweemaal per week een halve dag (8 uur per week).
1.2.
In juli 2019 heeft betrokkene verzocht om uitbreiding van de voorziening voor huishoudelijk hulp van 8 uren naar 18 uren per week. Vanwege de maatregelen in verband met de coronapandemie heeft een (medisch) onderzoek naar de noodzakelijkheid niet kunnen plaatsvinden. Om die reden heeft verweerder op 3 september 2020 ingaande 1 juli 2019 tot uiterlijk 1 september 2021 aan betrokkene tijdelijk een vergoeding verleend voor 5 uren extra huishoudelijke hulp per week in verband met beperkingen in de (warme) maaltijdbereiding.
1.3.
Naar aanleiding van de onder 1.2 genoemde aanvraag heeft verweerder bij besluit van 25 augustus 2021, na bezwaar gewijzigd bij het bestreden besluit, betrokkene in aanmerking gebracht voor een vergoeding van 12 uur huishoudelijke hulp per week. Daarbij is overwogen dat een vergoeding voor meer dan 12 uur niet kan worden toegekend omdat deze voorziening in verband met de psychische klachten en osteoporose niet medisch noodzakelijk wordt geacht.
2. Naar aanleiding van wat partijen in beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
2.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 20 van de Wuv worden, als de vervolgde wegens ziekten of gebreken die door of in verband met de vervolging zijn ontstaan of verergerd geneeskundige behandeling en verpleging behoeft, de daaraan verbonden ten laste van de vervolgde blijvende noodzakelijke kosten, en ook de daarmee direct verband houdende extra kosten voor noodzakelijke voorzieningen, volledig vergoed.
2.2.
Met betrekking tot het toewijzen van uren voor de voorziening van huishoudelijke hulp heeft verweerder een beleid ontwikkeld. Dit beleid is door de Raad al meermalen in overeenstemming geacht met een redelijke uitleg en toepassing van artikel 20 van de Wuv. Volgens dat beleid wordt onder huishoudelijke hulp begrepen alle activiteiten met betrekking tot de verzorging van huishoudelijke taken inclusief het bereiden van maaltijden. Hulp bij zelfverzorging, zoals wassen, aankleden en dergelijke valt niet onder het begrip huishoudelijke hulp. Het maximaal toe te kennen uren voor huishoudelijk hulp is afhankelijk van de samenstelling van het huishouden. In het geval van een alleenstaande, zoals bij betrokkene, is het aantal uren dat aan huishoudelijke hulp kan worden toegekend gemaximeerd op 18 uur per week; te weten 8 uur voor de zware en lichte huishoudelijke taken, 5 uur voor de warme maaltijdbereiding en 5 uur voor de koude (brood)maaltijden.
2.3.
Ten tijde van de aanvraag had betrokkene recht op een vergoeding voor twee dagdelen huishoudelijke hulp. Om aanspraak te kunnen maken op meer dan twee dagdelen huishoudelijke hulp moet betrokkene dus op grond van haar causale (aan de vervolging toe te schrijven) klachten niet in staat zijn tot maaltijdbereiding. Bij het bestreden besluit is betrokkene alsnog in aanmerking gebracht voor 12 uren huishoudelijk hulp omdat niet alleen beperkingen zijn vastgesteld voor het bereiden van de warme maaltijden, maar ook is gebleken van beperkingen voor het bereiden van de koude maaltijden. Voor het bereiden van zowel de warme als de koude maaltijd rekent verweerder twee van de vijf (totaal vier van de tien) van de daarvoor geldende uren huishoudelijke hulp toe aan de causale osteoporose.
2.4.
Het in het bestreden besluit neergelegde standpunt is met name gebaseerd op het advies van de arts R.J. Roelofs. Dat advies is niet alleen gebaseerd op de bevindingen van de arts R. Loonstein die appellante in april 2021 heeft onderzocht maar ook op de in bezwaar overgelegde medische verklaring van dr. A. Novitzky van 12 december 2021.
2.5.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van de medische advisering deugdelijk voorbereid en gemotiveerd. In de medische gegevens zijn geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt dat verweerder, in lijn met de medisch adviseurs, heeft ingenomen.
2.6.
Uit 2.4 en 2.5 volgt dat het bestreden besluit stand kan houden. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2022.
(getekend) H. Lagas
(getekend) E.J. van der Veldt