ECLI:NL:CRVB:2022:235
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over weigering vergoeding bezwaarkosten bij herziening nabestaandenuitkering
In deze zaak heeft appellante, die vanaf juli 2016 een nabestaandenuitkering ontving op basis van de Algemene nabestaandenwet, hoger beroep ingesteld tegen de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om de bezwaarkosten te vergoeden. De Svb had eerder de nabestaandenuitkering herzien en teruggevorderd, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze besluiten. Appellante stelde dat de Svb niet verwijtbaar was voor de herziening en dat de kosten van bezwaar vergoed dienden te worden. Tijdens de zitting heeft de Svb zijn standpunt gewijzigd en erkend dat de vergoeding van de bezwaarkosten ten onrechte was geweigerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de Svb inderdaad in de kosten van het bezwaar van appellante moet worden veroordeeld. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb de kosten van appellante in bezwaar moet vergoeden, evenals de proceskosten in beroep en hoger beroep. De totale kosten zijn begroot op € 2.059,-, en de Svb moet ook het griffierecht van € 181,- vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van M. Buur als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 januari 2022.