ECLI:NL:CRVB:2022:2340
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en beoordeling duurzame arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan appellante. Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellante volledig arbeidsongeschikt was, maar geen recht had op een IVA-uitkering omdat er geen sprake zou zijn van duurzame arbeidsongeschiktheid. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar arbeidsongeschiktheid ten onrechte niet als duurzaam was aangemerkt. Ze voerde aan dat ze na 9 juli 2020 nagenoeg niet had gefunctioneerd en dat de vooruitzichten op verbetering nihil waren. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit van het Uwv. De verzekeringsarts had overtuigend onderbouwd dat de herstelmogelijkheden van appellante afhankelijk waren van de ernst en aard van haar symptomen, en dat het nog niet mogelijk was om een definitief beeld van haar medische situatie te vormen. De Raad bevestigde dat de inschatting van de verzekeringsarts op basis van de beschikbare medische informatie op de datum in geding, 9 juli 2020, correct was. De latere ontwikkeling van appellante's medische situatie bracht niet mee dat de eerdere inschatting onjuist was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.