ECLI:NL:CRVB:2022:2333
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het CIZ tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 november 2021. De Raad heeft het verzet van het CIZ ongegrond verklaard. De aanleiding voor deze uitspraak was dat de gronden van het hoger beroep niet binnen de gestelde termijn waren ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat de gronden pas op 28 februari 2022 zijn ontvangen, terwijl de termijn eindigde op 18 februari 2022. Hierdoor was het CIZ niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Tijdens de zitting was de enkelvoudige kamer aanwezig, bestaande uit H.J. de Mooij, en de griffier G.F. Telci. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater en mr. I.C.J.G. van MarisKindt, terwijl betrokkene werd bijgestaan door mr. E.A. van Wieren, advocaat. De Raad heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die erop wijzen dat het CIZ niet in verzuim is geweest, waardoor het verzet niet kon slagen. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de relevante artikelen 8:54 en 8:108 zijn toegepast.