ECLI:NL:CRVB:2022:233
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was geregistreerd onder zaaknummer 21/3455 ZW. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant was op 23 september 2021 en opnieuw op 24 oktober 2021 gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 134,- tijdig te voldoen. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat op basis van de beschikbare gegevens niet redelijkerwijs kon worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim was geweest. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier T. Hemelrijk-van den Oudenalder. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.