ECLI:NL:CRVB:2022:2329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens onduidelijke woon- en leefsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2020. De appellant had op 10 december 2019 een aanvraag voor bijstand ingediend, maar deze werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant onvoldoende informatie had verstrekt over zijn woon- en leefsituatie, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant, die in de beoordelingsperiode geen vaste woon- of verblijfplaats had, verplicht was om het door het college verstrekte formulier voor wisselende verblijfplaatsen in te vullen of op andere wijze aannemelijk te maken waar hij verbleef. De appellant had enkel verklaard dat hij bij vrienden verbleef, maar had geen verdere gegevens verstrekt. Hierdoor bleef zijn woon- en leefsituatie onduidelijk, wat leidde tot de conclusie dat het college het recht op bijstand niet kon vaststellen.
De Raad benadrukte dat de bewijslast voor het recht op bijstand bij de aanvrager ligt en dat het niet voldoen aan de inlichtingen- of medewerkingsverplichting kan leiden tot weigering van de bijstand. De appellant had ook een verklaring van zorgaanbieder Stichting Maaszicht overgelegd, maar deze bood geen soelaas, aangezien hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen om informatie te verstrekken over zijn verblijf. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.