ECLI:NL:CRVB:2022:2326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die haar beroep tegen het besluit van het Uwv om haar WIA-uitkering te beëindigen ongegrond heeft verklaard. Appellante, die eerder 100% arbeidsongeschikt was verklaard, heeft in 2018 een toename van haar gezondheidsklachten gemeld. Na een herbeoordeling door het Uwv is vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 2 september 2018. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de rapporten van het Uwv zijn gevolgd. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is om de medische beoordeling te betwijfelen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.