ECLI:NL:CRVB:2022:232
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand met betrekking tot schending van inlichtingenverplichting en boete
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2022, gaat het om een herziening en terugvordering van bijstand, alsook de oplegging van een boete aan appellanten. De herziening betreft de periode van 1 september 2018 tot en met 31 augustus 2019, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam een bedrag van € 2.772,50 heeft teruggevorderd. Dit bedrag is gebruteerd met € 466,71 over 2018 en € 978,48 over 2019. De terugvordering is gebaseerd op de schending van de inlichtingenverplichting door appellanten, die geen melding hebben gemaakt van kasstortingen en bijschrijvingen op hun rekening. Het college heeft deze kasstortingen als inkomen in mindering gebracht op de bijstand.
Appellanten hebben in hoger beroep betoogd dat de kasstortingen ten onrechte als inkomen zijn aangemerkt, omdat deze zouden zijn voortgekomen uit eerder opgenomen gelden. Ze hebben echter niet met controleerbare en verifieerbare gegevens kunnen aantonen dat de gestorte bedragen afkomstig zijn uit eerder opgenomen bedragen. De Raad heeft vastgesteld dat er onvoldoende rechtstreeks verband is tussen de opnames en stortingen, zowel in tijd als in omvang, om de stelling van appellanten te onderbouwen.
De Raad heeft de beslissing van het college bevestigd, waarbij het college ook een boete van € 907,74 heeft opgelegd wegens de schending van de inlichtingenverplichting. De Raad oordeelt dat de boete evenredig is aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van appellanten. De uitspraak is openbaar gedaan en de zitting vond plaats via videobellen, waarbij appellanten werden vertegenwoordigd door mr. R. Küçükünal en het college door mr. M.R. Keyser.