ECLI:NL:CRVB:2022:2319

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
21 / 3204 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vergoeding van kosten voor ontspanningsmassages in verband met beroepsziekte PTSS

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding van kosten voor ontspanningsmassages door een ambtenaar die lijdt aan PTSS. De appellante, een ambtenaar, had eerder verzocht om vergoeding van geneeskundige kosten, waaronder € 525,- voor ontspanningsmassages, die door de korpschef van politie niet werden vergoed. De korpschef stelde dat deze kosten niet voldeden aan de definitie van geneeskundige behandeling zoals bedoeld in het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van de appellante tegen het besluit van de korpschef ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Raad oordeelde dat de gemaakte kosten voor ontspanningsmassages niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat deze kosten noodzakelijk waren voor de behandeling van de PTSS. De appellante had de massages op eigen initiatief ondergaan en er was geen bewijs dat deze behandelingen essentieel waren voor haar geneeskundige zorg. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de korpschef terecht had geweigerd de kosten te vergoeden op basis van artikel 54 van het Barp. Ook werd geen bijzonder geval vastgesteld op grond van artikel 53 van het Barp, waardoor de kosten niet vergoed konden worden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

21.3204 AW

Datum uitspraak: 27 oktober 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 juli 2021, 20/2317 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. V.R. Dekker hoger beroep ingesteld.
Namens de korpschef heeft mr. N. Stommels, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2022. Appellante is niet verschenen. Zij heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Dekker. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Stommels.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 5 augustus 2019 heeft de korpschef de bij appellante vastgestelde PTSS erkend als beroepsziekte in de zin van artikel 1, eerste lid, onder y van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
1.2.
Appellante heeft op 13 november 2019 verzocht om vergoeding van door haar gemaakte geneeskundige kosten.
1.3.
Bij besluit van 17 januari 2020 heeft de korpschef de eigen bijdrage zorgkosten 2019 en de reiskosten vergoed. De gedeclareerde kosten voor ontspanningsmassages (€ 525,-) worden niet vergoed omdat deze behandeling niet voldoet aan de definitie van geneeskundige behandeling zoals bedoeld in artikel 54 van het Barp, nu deze niet kan worden gezien als een handeling op het gebied van de geneeskunst als bedoeld in artikel 7:446 BW.
1.4.
Bij besluit van 15 juni 2020 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen het besluit van 17 januari 2020 ongegrond verklaard. De korpschef heeft zijn standpunt dat geen sprake is van geneeskundige behandeling of verzorging als bedoeld in artikel 54 van het Barp, gehandhaafd. Verder is geen sprake van een bijzonder geval op grond waarvan de kosten redelijkerwijs niet voor rekening van appellante kunnen blijven. Ook op grond van artikel 53 van het Barp kunnen de kosten daarom niet worden vergoed.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de gemaakte kosten voor ontspanningsmassages niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat niet aannemelijk is gemaakt dat appellante deze kosten heeft moeten maken als gevolg van de beroepsziekte en de (geneeskundige) behandeling of verzorging daarvan. De rechtbank acht hierbij van belang dat appellante op eigen initiatief is begonnen met deze massages omdat zij de fysieke klachten niet langer kon bestrijden met pijnstillers. Dat ontspanningsmassages, in combinatie met de fysiotherapiebehandelingen, de (fysieke) gevolgen van de PTSS (tijdelijk) verminderen – kennelijk in een periode waarin minder ruimte is geweest voor een hoofdbehandeling voor PTSS – betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat appellante deze kosten als gevolg van de bij haar vastgestelde PTSS heeft moeten maken en dat de korpschef deze kosten dan ook voor zijn rekening moet nemen. Niet aannemelijk is gemaakt dat de (combinatie van) behandelingen noodzakelijk is geweest voor de behandeling van de PTSS en de daaruit voortkomende klachten. De stelling van appellante dat zij de massagebehandelingen moest ondergaan om de schade zoveel mogelijk te beperken, is verder niet van een nadere onderbouwing voorzien. Reeds hierom heeft de korpschef het verzoek van appellante op grond van artikel 54 van het Barp kunnen afwijzen. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de kosten op grond van artikel 53 voor vergoeding in aanmerking dienen te komen. De rechtbank kan de korpschef volgen in zijn standpunt dat hier geen sprake is van een zodanig bijzonder geval dat tot vergoeding van de gevraagde kosten moet worden overgegaan. Het enkele feit dat de behandeling een positief effect heeft gehad op haar klachten is hiervoor onvoldoende.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de massages noodzakelijk zijn voor de behandeling van de PTSS en de daaruit voortkomende klachten. De massages en de fysiotherapie geven een verbetering van de lichamelijke klachten en hebben ook een positief effect op de behandeling van de PTSS. Zij verwijst hiertoe naar de stukken van haar behandelaars. De kosten moeten volgens appellante daarom worden vergoed op grond van artikel 54 van het Barp. Verder heeft appellante aangevoerd dat wel degelijk sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 53 van het Barp.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
In artikel 54, eerste lid, van het Barp, is bepaald dat in geval van een dienstongeval of beroepsziekte aan de desbetreffende ambtenaar de noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging worden vergoed. Op grond van het tweede lid kan de Minister bij ministeriële regeling nadere voorschriften vaststellen met betrekking tot het eerste lid.
4.1.2.
In artikel 53 van het Barp is bepaald dat in bijzondere gevallen aan de ambtenaar een tegemoetkoming kan worden verleend in noodzakelijk gemaakte kosten die verband houden met ziekte die de ambtenaar voor zichzelf en zijn medebelanghebbenden heeft gemaakt, indien hierin niet ingevolge een andere regeling wordt voorzien en deze kosten redelijkerwijze niet te zijnen laste kunnen blijven. Het bevoegd gezag kan over de uitvoering van dit artikel regels vaststellen.
4.2.
Het bestreden besluit is genomen door de korpschef van politie. Anders dan de rechtbank heeft gedaan, moet dan ook de korpschef van politie als procespartij worden aangemerkt. De Raad heeft dit hersteld.
4.3.
Appellante heeft in hoger beroep in essentie de door haar in beroep aangevoerde gronden herhaald. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak in voldoende mate aan de orde gesteld en gemotiveerd verworpen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen en maakt deze tot de zijne. Hij voegt daar nog aan toe dat uit het belastbaarheidsadvies van de bedrijfsarts van 14 oktober 2019 in samenhang met de brief van de bedrijfsarts van 11 februari 2020 niet blijkt dat de ontspanningsmassages noodzakelijk waren voor de behandeling van de PTSS en de daaruit voortkomende klachten. Hierbij betrekt de Raad, evenals de rechtbank, dat appellante niet door haar behandelaars is verwezen naar de massagebehandelingen maar deze behandelingen op eigen initiatief heeft genomen en voortgezet. Uit de brieven van de fysiotherapeut van appellante blijkt slechts dat de ontspanningsmassages zorgen voor een beter effect van de fysiotherapie. Dit is echter onvoldoende om een noodzaak voor deze behandelingen aan te nemen. De kosten komen daarom niet op grond van artikel 54 van het Barp voor vergoeding in aanmerking. Ten slotte maakt de omstandigheid dat de behandeling een positief effect heeft ook naar het oordeel van de Raad niet dat sprake is van een bijzonder geval in de zin van artikel 53 van het Barp.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2022.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) L.C. van Bentum