ECLI:NL:CRVB:2022:2317
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van besluiten inzake OVW-periodieken voor ambtenaar
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 2 februari 2022 het beroep tegen het bestreden besluit van de korpschef ongegrond verklaarde. De korpschef had eerder, op 21 april 2021, een verzoek van appellante om herziening van besluiten van 16 december 2014 toegewezen, maar alleen met terugwerkende kracht vanaf 6 februari 2020. Appellante was van mening dat zij vanaf 1 juli 2016 recht had op nabetaling van OVW-periodieken, omdat zij toen was geplaatst in de functie van [naam functie]. De korpschef weigerde echter om het besluit van 16 december 2014 te herzien voor de periode van 1 juli 2016 tot 6 februari 2020, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren.
Tijdens de zitting op 15 september 2022 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat zij het besluit van 16 december 2014 niet had ontvangen en daarom geen bezwaar kon maken. De Raad oordeelde echter dat het verzoek om herziening impliceert dat appellante ervan uitging dat het besluit in rechte vaststond. Bovendien was het besluit van 10 juni 2016, dat betrekking had op de plaatsing in de functie, geen nieuw feit of veranderde omstandigheid. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door J.J.T. van den Corput, met L.C. van Bentum als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 27 oktober 2022.