ECLI:NL:CRVB:2022:2308
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift en betaling griffierecht
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 oktober 2022 geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op termijnoverschrijding bij zowel de indiening van het beroepschrift als de betaling van het griffierecht. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak waartegen hoger beroep wordt ingesteld. In dit geval is de uitspraak van de rechtbank op 7 februari 2022 bekendgemaakt, en het beroepschrift is pas op 30 maart 2022 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.
Daarnaast is er ook sprake van termijnoverschrijding bij de betaling van het griffierecht. Appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te betalen, maar heeft dit niet gedaan. De Centrale Raad van Beroep concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren zonder verdere behandeling van de zaak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 oktober 2022.