ECLI:NL:CRVB:2022:2307
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Kafa, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 22/619 WIA. De procedure betreft een hoger beroep in het bestuursrecht, specifiek binnen het socialezekerheidsrecht.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met duidelijke instructies over de termijn en wijze van betaling. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan, wat heeft geleid tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. De beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren is zonder verder onderzoek genomen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met J.M. Labage als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.