ECLI:NL:CRVB:2022:2306

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
22/657 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding bij indienen beroepsgronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep vanwege een niet verschoonbare termijnoverschrijding bij het indienen van de beroepsgronden. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 januari 2022, maar diende zijn beroepschrift pas op 28 februari 2022 in, terwijl de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 24 februari 2022 was verstreken.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De appellant had aangevoerd dat hij vanwege corona niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Echter, de Raad oordeelde dat de appellant, zelfs na het ontslaan van zijn advocaat, in staat had moeten zijn om online beroep in te stellen om de termijn veilig te stellen. De door de appellant overgelegde bewijsstukken van zijn coronatestresultaten werden niet als voldoende grond gezien om de termijnoverschrijding te verontschuldigen.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk, zonder verder onderzoek te doen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Labage, en werd openbaar uitgesproken op 27 oktober 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 oktober 2022
22/657 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
13 januari 2022, 21/3945 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld, is op 13 januari 2022 in afschrift aan partijen toegezonden. Het beroepschrift is op 28 februari 2022 via de digitale postkamer ontvangen. De laatste dag van de termijn is 24 februari 2022. Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft
niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 15 maart 2022 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij e-mail van 18 maart 2022 geantwoord dat hij corona had toen de aangevallen uitspraak werd verzonden. Nadat appellant hiervan was genezen, is hij op
18 februari 2022 nogmaals positief getest op corona. In de tussentijd heeft appellant zijn advocaat ontslagen omdat hij vindt dat deze zijn belangen niet goed heeft behartigd. Nadat appellant is hersteld van corona heeft hij zelf direct beroep ingesteld. Appellant heeft als bijlagen twee foto’s meegestuurd van de positieve coronatest uitslagen van 8 januari 2022 en 18 februari 2022.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Appellant had op het moment dat hij zijn advocaat heeft ontslagen ook online, vanuit huis, pro forma hoger beroep kunnen instellen bij de Raad om op deze wijze de beroepstermijn veilig te stellen. Dit heeft appellant niet gedaan.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ