ECLI:NL:CRVB:2022:2248
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-loonaanvullingsuitkering van appellant. Appellant, die zich op 9 juni 2009 ziekmeldde met psychische en lichamelijke klachten, had eerder een WGA-uitkering ontvangen, maar deze was beëindigd op 30 januari 2019 omdat het Uwv oordeelde dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant, waaronder de stelling dat zijn beperkingen niet correct waren vastgesteld, beoordeeld. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de voor appellant geldende beperkingen niet had onderschat en dat de arbeidsdeskundige inzichtelijk had gemotiveerd dat de geselecteerde functies passen binnen de vastgestelde beperkingen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant werd geïnformeerd over de mogelijkheid om zich bij het Uwv te melden bij toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na beëindiging van de WIA-uitkering.