Uitspraak
20.1517 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
€ 178,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant, die sinds 2006 ziek is, heeft in 2008 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar heeft in 2018 bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had deze vastgesteld op 72,92%, maar appellant betwistte dit en stelde dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, met recht op een IVA-uitkering. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van appellant, waaronder zijn klachten van extreme vermoeidheid en andere gezondheidsproblemen. De Raad concludeerde dat de aan appellant voorgehouden functies niet geschikt waren, omdat deze niet verenigbaar waren met zijn noodzakelijke sportactiviteiten en rustperiodes. De Raad heeft het hoger beroep van appellant gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en bepaald dat appellant recht heeft op een IVA-uitkering met terugwerkende kracht tot 12 oktober 2018. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van appellant.