ECLI:NL:CRVB:2022:2217
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens ontbreken hoofdverblijf op opgegeven adres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had een aanvraag om bijstand ingediend bij de gemeente Goirle, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat het college van burgemeester en wethouders van mening was dat de appellant niet zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De appellant ontving tot 1 april 2019 bijstand van de gemeente Tilburg en meldde zich op 3 april 2019 voor een nieuwe aanvraag na zijn verhuizing naar een andere gemeente. Tijdens het onderzoek door de gemeente Goirle bleek dat de appellant geen betalingen had verricht op het nieuwe adres en dat zijn kamer een onbewoonde indruk maakte. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de appellant niet zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres, en dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om zijn standpunt te onderbouwen. Het hoger beroep van de appellant werd dan ook afgewezen, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.