ECLI:NL:CRVB:2022:2201
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 12 december 2019 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gouda heeft bekrachtigd. Appellante ontving op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden, maar was het niet eens met de hoeveelheid ondersteuning die haar was toegekend. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan.
Appellante had eerder een persoonsgebonden budget (pgb) voor drie uur per week, maar na een herindicatie werd dit verlaagd naar drie uur en dertig minuten per week. De medisch adviseur had vastgesteld dat appellante beperkingen ondervond bij het uitvoeren van huishoudelijke taken, maar het college was van mening dat de medische adviezen niet voldoende onderbouwden dat appellante geen enkele huishoudelijke taak kon verrichten. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat het college zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was om het medisch advies te betwisten.
In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe gronden aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagde. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.