ECLI:NL:CRVB:2022:2180

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
22/1796 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door de gemachtigde van appellante, Mr. M.J. van Weersch, maar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was de aangevallen uitspraak op 26 april 2022 aan partijen bekendgemaakt, en het beroepschrift was pas op 9 juni 2022 ontvangen, terwijl de termijn op 7 juni 2022 was verstreken. De Raad overwoog dat de indiener in verzuim was, aangezien de gemachtigde van appellante op de hoogte was van de termijn en geen pro forma hoger beroep had ingesteld om de termijn veilig te stellen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om de appellante ontvankelijk te verklaren in haar beroep, en dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 oktober 2022
22/1796 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
26 april 2022, 20/1489 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Mr. M.J. van Weersch, advocaat, heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 26 april 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 9 juni 2022 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 8 juni 2022 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De laatste dag van de termijn is 7 juni 2022.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft
niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 22 juni 2022 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Gemachtigde van appellante heeft daarop bij brief van 15 juli 2022 geantwoord dat een collega van gemachtigde zich een week verteld heeft bij het in de agenda zetten van de termijn voor het indienen van hoger beroep. Deze collega had met het instellen van hoger beroep op 8 juni 2022 het idee dat hij hiermee de termijn veiligstelde. Met in het achterhoofd de gedachte achter de jurisprudentie met betrekking tot de ontvankelijkheidtoets in beroep als het bestuursorgaan een te laat ingediend bezwaar toch in behandeling heeft genomen, dat dit door de Raad niet meer wordt getoetst, verzoekt gemachtigde tot een analoge toepassing/uitleg. Tevens verzoekt gemachtigde, indien het Uwv hiermee instemt, appellante ontvankelijk te verklaren in haar beroep en de zaak inhoudelijk in behandeling te nemen.
Wat gemachtigde van appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat gemachtigde van appellante door de rechtbank is gewezen op de beroepstermijn van zes weken. In situaties als de onderhavige geldt het uitgangspunt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening en risico komt van de partij die het hoger beroep instelt. Gemachtigde van appellante had tenslotte tijdig pro forma hoger beroep in kunnen stellen om de termijn veilig te stellen om tijdig een (voorlopig) beroepschrift in te dienen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ