ECLI:NL:CRVB:2022:2178

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
22 / 33 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdige en niet volledige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft appellant op 4 januari 2022 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 november 2021, waarin zijn verzet niet ontvankelijk werd verklaard. Het hoger beroep werd behandeld op de zitting van 25 augustus 2022, maar partijen zijn niet verschenen. Appellant heeft wel een pleitnota per e-mail verzonden. Appellant stelt dat de uitspraak van de rechtbank in strijd is met artikel 6 van het EVRM, dat recht op een eerlijk proces waarborgt.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant op 7 januari 2022 is gewezen op de verschuldigdheid van een griffierecht van € 136,-, dat uiterlijk 28 dagen na verzending van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks een herinnering op 7 februari 2022, heeft appellant het griffierecht niet tijdig en volledig betaald. De Raad ontving op 22 april 2022 een bedrag van € 49,- en op 26 april 2022 een bedrag van € 50,-, maar dit voldeed niet aan de vereisten.

De Raad heeft in eerdere uitspraken overwogen dat de heffing van griffierecht de toegang tot de rechter niet mag belemmeren, maar in dit geval heeft appellant geen beroep op betalingsonmacht gedaan en is er geen reden om aan te nemen dat hij niet in verzuim is geweest. Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet ontvankelijk verklaard. Het te laat betaalde griffierecht van € 99,- zal aan appellant worden terugbetaald, maar er zijn geen proceskosten aan hem vergoed.

Uitspraak

22.33 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
22 november 2021, 21/889 (aangevallen uitspraak)
Partij:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Datum uitspraak: 6 oktober 2022
PROCESVERLOOP
Appellant heeft op 4 januari 2022 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord Nederland van 22 november 2021. In deze uitspraak is het verzet van appellant niet ontvankelijk verklaard.
Het hoger beroep is ter zitting van 25 augustus 2022 aan de orde gesteld, waar partijen niet zijn verschenen. Appellant heeft een pleitnota per e-mail verzonden.

OVERWEGINGEN

Appellant is van mening dat de aangevallen uitspraak in strijd is met een eerlijk proces en verwijst daarbij naar artikel 6 van het EVRM.
In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 7 januari 2022 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is meegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 7 februari 2022 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is appellant erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is binnen deze termijn niet voldaan.
Op 22 april 2022 ontvangt de Raad een bedrag van € 49,- en op 26 april 2022 ontvangt de Raad een griffierecht van € 50,-.
De Raad heeft in eerdere uitspraken overwogen dat in het algemeen kan worden aangenomen dat met de regeling in het bestuursrecht over heffing van griffierecht, inclusief de daarbij behorende bedragen, rechtzoekenden de toegang tot de rechter niet wordt ontnomen. Bij onvoldoende financiële draagkracht kan heffing van het griffierecht de toegang tot de rechter echter belemmeren [1] . Mede gelet op het belang van de toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie, zoals neergelegd in artikel 6 van het EVRM, kan in een dergelijk geval vrijstelling worden verleend.
Appellant heeft het griffierecht niet volledig en niet tijdig betaald, hij heeft evenmin een beroep op betalingsonmacht gedaan. Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep zal niet ontvankelijk worden verklaard.
Het te laat betaalde griffierecht (€ 99,-) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan appellante te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
-verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk;
-bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 99,- door de griffier van de Raad aan appellant zal worden terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van L. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) L. van der Veldt

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 februari 2015ECLI:NL:CRVB:2015:282