ECLI:NL:CRVB:2022:2178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdige en niet volledige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft appellant op 4 januari 2022 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 november 2021, waarin zijn verzet niet ontvankelijk werd verklaard. Het hoger beroep werd behandeld op de zitting van 25 augustus 2022, maar partijen zijn niet verschenen. Appellant heeft wel een pleitnota per e-mail verzonden. Appellant stelt dat de uitspraak van de rechtbank in strijd is met artikel 6 van het EVRM, dat recht op een eerlijk proces waarborgt.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant op 7 januari 2022 is gewezen op de verschuldigdheid van een griffierecht van € 136,-, dat uiterlijk 28 dagen na verzending van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks een herinnering op 7 februari 2022, heeft appellant het griffierecht niet tijdig en volledig betaald. De Raad ontving op 22 april 2022 een bedrag van € 49,- en op 26 april 2022 een bedrag van € 50,-, maar dit voldeed niet aan de vereisten.
De Raad heeft in eerdere uitspraken overwogen dat de heffing van griffierecht de toegang tot de rechter niet mag belemmeren, maar in dit geval heeft appellant geen beroep op betalingsonmacht gedaan en is er geen reden om aan te nemen dat hij niet in verzuim is geweest. Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet ontvankelijk verklaard. Het te laat betaalde griffierecht van € 99,- zal aan appellant worden terugbetaald, maar er zijn geen proceskosten aan hem vergoed.