Uitspraak
20 1700 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, had verzocht om aanvullende bijstand met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had echter alleen bijstand toegekend met ingang van 10 mei 2019, hetgeen door appellanten werd bestreden. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat het college geen bijzondere omstandigheden had hoeven aannemen die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht zou worden toegekend. Appellanten hadden eerder aanvragen om bijstand ingediend die waren afgewezen, en zij hadden geen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. De Raad oordeelde dat appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij niet in staat waren om eerder bezwaar te maken of om eerder bijstand aan te vragen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees ook het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak benadrukt het uitgangspunt dat bijstand in beginsel niet met terugwerkende kracht wordt toegekend, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. In dit geval was er geen bewijs van dergelijke omstandigheden, waardoor het hoger beroep van appellanten niet slaagde.