ECLI:NL:CRVB:2022:2175
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor schuld aan zorgverzekeraar in de vorm van een lening
In deze zaak gaat het om de vraag of appellant recht heeft op bijzondere bijstand voor een betalingsachterstand bij een zorgverzekeraar, en of deze bijstand om niet kan worden verstrekt. Appellant ontvangt sinds 13 september 2011 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en heeft op 23 oktober 2019 bijzondere bijstand aangevraagd voor de aflossing van een schuld bij zorgverzekeraar FBTO. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 23 december 2019 goedgekeurd, maar alleen in de vorm van een geldlening van € 3.228,49. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat bijzondere bijstand voor een betalingsachterstand bij een zorgverzekeraar om niet moet worden verstrekt. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot een rechtszaak bij de rechtbank Rotterdam. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 11 oktober 2022 geoordeeld dat het college terecht bijzondere bijstand in de vorm van een lening heeft verstrekt. De Raad heeft vastgesteld dat de beleidsregels van het college niet inhouden dat bijzondere bijstand voor een betalingsachterstand bij een zorgverzekeraar om niet wordt verstrekt. De Raad heeft ook geoordeeld dat het college consistent beleid heeft gevoerd en dat de enkele verwijzing door appellant naar een ander geval niet voldoende is om te concluderen dat er een andere gedragslijn werd gevolgd. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.