Uitspraak
21.1359 PW
10 maart 2021, 20/1737 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, die van 2 maart 2016 tot 1 november 2019 bijstand ontving, heeft bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van haar verhuizing naar [woonplaats]. Het college van burgemeester en wethouders van Oldambt heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de verhuizing niet noodzakelijk zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de verhuizing noodzakelijk was, onder andere om de reistijd voor haar zoon naar zijn vader te verkorten. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de verhuizing en de daarmee samenhangende kosten noodzakelijk waren. Er is geen medische verklaring of urgentieverklaring overgelegd die de noodzaak van de verhuizing ondersteunt. De Raad heeft geconcludeerd dat de kosten voor de eerste huur en borg niet kunnen worden aangemerkt als noodzakelijke kosten in de zin van de Participatiewet.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.