ECLI:NL:CRVB:2022:2149

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
20 / 1576 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake proceskostenvergoeding

Op 6 oktober 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Het verzet was ingediend door mr. K. Celebi namens de appellant, die het niet eens was met de eerdere uitspraak van de Raad van 24 februari 2022, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad had deze beslissing genomen op basis van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat er volgens de Raad geen procesbelang meer was. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 februari 2020, waarin een procespunt te weinig was toegekend aan proceskostenvergoeding.

Tijdens de zitting op 25 augustus 2022 is mr. Celebi telefonisch gehoord, maar de Raad van bestuur van het Uwv was niet aanwezig. De gemachtigde van appellant voerde aan dat er geen vertrouwen was in de afhandeling van de proceskosten door het Uwv en dat er een extra procespunt toegekend diende te worden. De Raad oordeelde echter dat het Uwv aan de bezwaren van appellant tegemoet was gekomen door het toekennen van het procespunt, waardoor er geen belang meer was bij het verzet.

De Raad verklaarde het verzet ongegrond, maar erkende dat de appellant recht had op een vergoeding voor het instellen van hoger beroep, aangezien het Uwv pas na het instellen van het hoger beroep had toegezegd het procespunt te vergoeden. De Raad veroordeelde het Uwv tot betaling van de proceskosten van appellant, begroot op € 1518,-. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier L. van der Veldt, en werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 oktober 2022
20/1576 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 februari 2020, 18/7137 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak op 24 februari 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk in behandeling kan nemen. De Raad heeft de beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht.
Namens appellant heeft mr. K. Celebi verzet ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van 25 augustus 2022. Celebi is telefonisch gehoord. Namens het Uwv was niemand aanwezig.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 24 februari 2022 is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen procesbelang meer is. Op 21 april 2020 heeft mr. Celebi hoger beroep ingesteld omdat de rechtbank in de aangevallen uitspraak van 24 februari 2020 een procespunt te weinig aan proceskostenvergoeding heeft toegekend. Vervolgens heeft het Uwv bij brief van 30 juni 2020 toegezegd het procespunt te zullen vergoeden.
In verzet heeft de gemachtigde van appellant onder andere aangegeven dat de Raad het hoger beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat er geen vertrouwen is in de afhandeling van de proceskosten door het Uwv. Ook voert de gemachtigde van appellant aan dat er door het instellen van hoger beroep een extra procespunt toegekend dient te worden.
De Raad is van mening dat het hoger beroep in de uitspraak van 24 februari 2022 terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het Uwv is aan de bezwaren van appellant tegemoetgekomen door het toekennen van het procespunt, om die reden is er geen belang meer bij het voeren van deze procedure. Dat de gemachtigde van appellant weinig vertrouwen heeft is onvoldoende voor een ander oordeel. Van overige in verzet en ter zitting aangevoerde gronden die tot gegrondverklaring van het verzet zouden kunnen leiden is niet gebleken.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Appellant heeft wel terecht in verzet opgeworpen dat hij een vergoeding had moeten krijgen voor het instellen van hoger beroep. Hij heeft immers terecht hoger beroep ingesteld, omdat de uitspraak van de rechtbank ten aanzien van de proceskosten vergoeding onjuist was. Het Uwv is hem pas na het instellen van het hoger beroep tegemoetgekomen. De Raad ziet tevens aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in de verzetprocedure. De kosten worden begroot op € 1518,- (1 punt voor het instellen van het hoger beroep, 0,5 punt voor het instellen van verzet en 0,5 punt voor het horen op de verzetszitting.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- verklaart het verzet ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1518,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van L. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) L. van der Veldt