ECLI:NL:CRVB:2022:2149
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake proceskostenvergoeding
Op 6 oktober 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Het verzet was ingediend door mr. K. Celebi namens de appellant, die het niet eens was met de eerdere uitspraak van de Raad van 24 februari 2022, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad had deze beslissing genomen op basis van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat er volgens de Raad geen procesbelang meer was. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 februari 2020, waarin een procespunt te weinig was toegekend aan proceskostenvergoeding.
Tijdens de zitting op 25 augustus 2022 is mr. Celebi telefonisch gehoord, maar de Raad van bestuur van het Uwv was niet aanwezig. De gemachtigde van appellant voerde aan dat er geen vertrouwen was in de afhandeling van de proceskosten door het Uwv en dat er een extra procespunt toegekend diende te worden. De Raad oordeelde echter dat het Uwv aan de bezwaren van appellant tegemoet was gekomen door het toekennen van het procespunt, waardoor er geen belang meer was bij het verzet.
De Raad verklaarde het verzet ongegrond, maar erkende dat de appellant recht had op een vergoeding voor het instellen van hoger beroep, aangezien het Uwv pas na het instellen van het hoger beroep had toegezegd het procespunt te vergoeden. De Raad veroordeelde het Uwv tot betaling van de proceskosten van appellant, begroot op € 1518,-. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier L. van der Veldt, en werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.