ECLI:NL:CRVB:2022:2147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder, op 14 april 2022, niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft verzet aangetekend. Tijdens de zitting op 25 augustus 2022 was appellant aanwezig, terwijl het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet vertegenwoordigd was.
Appellant voerde aan dat het hoger beroepschrift op 30 november 2021 bij de Raad was bezorgd en dat er een termijn van een week na afloop van de termijn geldt voor de ontvangst van poststukken. De Raad heeft echter vastgesteld dat het beroepschrift pas op 2 december 2021 door de Raad is ontvangen, wat buiten de termijn valt. De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak van 14 april 2022 duidelijk gemaakt dat de termijn voor het indienen van hoger beroep op 25 november 2021 eindigde. Het poststempel toonde aan dat het beroepschrift te laat was verzonden.
De Raad heeft de argumenten van appellant in verzet verworpen, omdat deze berustten op een onjuiste lezing van de eerdere uitspraak. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de niet-ontvankelijkverklaring te herzien en heeft het verzet ongegrond verklaard. Tevens is besloten dat er geen proceskosten aan appellant worden vergoed. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier L. van der Veldt, en is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.