ECLI:NL:CRVB:2022:2147

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
21 / 4233 WW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake WW-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder, op 14 april 2022, niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft verzet aangetekend. Tijdens de zitting op 25 augustus 2022 was appellant aanwezig, terwijl het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet vertegenwoordigd was.

Appellant voerde aan dat het hoger beroepschrift op 30 november 2021 bij de Raad was bezorgd en dat er een termijn van een week na afloop van de termijn geldt voor de ontvangst van poststukken. De Raad heeft echter vastgesteld dat het beroepschrift pas op 2 december 2021 door de Raad is ontvangen, wat buiten de termijn valt. De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak van 14 april 2022 duidelijk gemaakt dat de termijn voor het indienen van hoger beroep op 25 november 2021 eindigde. Het poststempel toonde aan dat het beroepschrift te laat was verzonden.

De Raad heeft de argumenten van appellant in verzet verworpen, omdat deze berustten op een onjuiste lezing van de eerdere uitspraak. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de niet-ontvankelijkverklaring te herzien en heeft het verzet ongegrond verklaard. Tevens is besloten dat er geen proceskosten aan appellant worden vergoed. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier L. van der Veldt, en is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 oktober 2022
21/4233 WW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 oktober 2021, 20/8090 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak op 14 april 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk in behandeling kan nemen. De Raad heeft de beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht.
Appellant is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring en heeft verzet ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van 25 augustus 2022. Appellant is daar verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 14 april 2022 is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het hoger beroep niet tijdig is ingediend.
In verzet voert appellant aan dat volgens de overwegingen van de Raad bij verzending van een poststuk, dit poststuk binnen de termijn is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. In deze zaak is het hoger beroepschrift op dinsdag 30 november 2021 bij de Raad bezorgd. Intern heeft het bij de Raad vervolgens 2 dagen geduurd alvorens het beroepschrift op donderdag 2 december 2021 bij de Raad is ontvangen. In de overwegingen is niet aangegeven waarom een termijn van twee dagen is verstreken alvorens de Raad de betreffende stukken ontvangt. Was het poststuk op woensdag 1 december 2021 door de Raad ontvangen dan was het nog binnen de termijn geweest. Misschien was de post wel tijdig verdeeld naar de afdelingen, maar heeft de Raad het pas op 2 december 2021 opgehaald.
De Raad ziet geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 14 april 2022. Appellant is door de rechtbank gewezen op de beroepstermijn van zes weken. De laatste dag om tijdig hoger beroep in te stellen was 25 november 2021 en het hogerberoepschrift is blijkens de stempel van PostNL op 30 november 2021 verzonden. Dit is buiten de termijn, het hoger beroep is daarmee te laat ingediend. De argumenten van appellant in verzet over de ontvangst van het poststuk berusten op een onjuiste lezing van de uitspraak van de Raad. De “week na afloop van de termijn” zoals in de uitspraak wordt genoemd, geldt als het beroepschrift voor het einde van de termijn is gepost. Volgens het poststempel is het beroepschrift op 30 november 2021 ter post bezorgd. In procedures zoals deze wordt uitgegaan van de datum van het poststempel. Dat betekent dat het hogerberoepschrift te laat is gepost.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan appellant te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van L. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) L. van der Veldt

EBV