ECLI:NL:CRVB:2022:2138

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
20/4472 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergoeding kosten maaltijden tijdens evacuatie op Curaçao

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzoek van appellante om vergoeding van kosten voor maaltijden tijdens haar verblijf op Curaçao van 10 september tot 5 oktober 2017. Appellante was geplaatst bij een team op Sint Maarten en moest in verband met de orkaan Irma evacueren naar Curaçao. De korpschef van politie heeft het verzoek om vergoeding van de maaltijden afgewezen, omdat het verblijf op Curaçao niet als een dienstreis kon worden beschouwd volgens de geldende regelgeving. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar reis naar Curaçao wel degelijk onder de definitie van dienstreis valt, omdat zij in opdracht van het bevoegd gezag naar Curaçao is gereisd. De Raad heeft echter geoordeeld dat de situatie van appellante niet kan worden gekwalificeerd als een dienstreis, maar als een evacuatie. De Raad heeft de korpschef in zijn standpunt gevolgd dat er sprake was van twee verschillende opdrachten met verschillende doelen. Het doel van de reis naar Curaçao was lijfbehoud en niet de uitoefening van haar werkzaamheden. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

De uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 september 2022.

Uitspraak

20.4472 AW

Datum uitspraak: 29 september 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
9 november 2020, 19/3199 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K. Kromhout hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Kromhout. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Stové.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was geplaatst bij het [team] ( [team] ) op Sint Maarten als [naam functie] . In verband met de orkaan Irma in de nacht van 5 op 6 september 2017 hebben alle medewerkers van het [team] op 9 en 10 september 2017 een opdracht gekregen om Sint Maarten te verlaten. Op 10 september 2017 is appellante op Curaçao aangekomen.
1.2.
Op Curaçao is appellante vanaf 10 september 2017 gehuisvest in een gemeubileerde (vakantie)woning. Op 5 oktober 2017 is appellante weer teruggekeerd op Sint Maarten . Appellante heeft een aantal declaraties ingediend bij haar leidinggevende. Het gaat om een bedrag van € 2.846,83 voor ontbijt, lunches en diners op Curaçao in de periode van 10 september 2017 tot 5 oktober 2017. De tweede declaratie omvat een bedrag van € 2.085,85 voor ontbijt, lunches en diners op Sint Maarten .
1.3.
Bij besluit van 4 november 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 3 april 2019 (bestreden besluit), heeft de korpschef het verzoek om vergoeding van de declaraties afgewezen. Volgens de korpschef was er geen sprake van een dienstreis zoals bedoeld in artikel 16 van het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie (Brvvp). De kosten voor de maaltijden op Curaçao dienen zoals gebruikelijk te worden vergoed uit de door appellante op grond van het Voorzieningenstelsel Uitzendingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontvangen uitzendtoelage. Ook de kosten voor de maaltijden op Sint Maarten dienen uit de uitzendtoelage te worden betaald en komen niet afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke wetsuitleg met zich dat de reis van Sint Maarten naar Curaçao niet als dienstreis kan worden beschouwd. Ook de reis terug van Curaçao naar Sint Maarten kan naar het oordeel van de rechtbank niet als dienstreis worden beschouwd.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Ingevolge artikel 16 Brvvp wordt onder een dienstreis verstaan: een reis naar, in of uit het buitenland wanneer daartoe door het bevoegd gezag een opdracht is gegeven. In bijzondere gevallen kan een dergelijke opdracht ook achteraf worden gegeven.
4.1.2.
Ingevolge artikel 22 Brvvp ontvangt de ambtenaar een tegemoetkoming in de in verband met een dienstreis door hem gemaakte verblijfkosten voor maaltijd, logies en kleine uitgaven.
4.2.
In geschil is uitsluitend nog of de korpschef het verzoek van appellante om de kosten van de maaltijden tijdens haar verblijf op Curaçao te vergoeden mocht afwijzen, omdat het verblijf van appellante op Curaçao in de periode van 10 september 2017 tot 5 oktober 2017 niet kan worden gezien als een dienstreis.
4.3.
Appellante heeft betoogd dat alleen van belang is of de reis naar Curaçao voldoet aan de definitie van dienstreis. Zij is in opdracht van het bevoegd gezag naar Curaçao gereisd en heeft daar werkzaamheden verricht. Dit betoog slaagt niet. De Raad is van oordeel dat in de situatie van appellante sprake was van een andere opdracht dan die wordt gegeven voor een dienstreis. Uit de nota van toelichting (Stb. 2008, 234) bij het Brvvp blijkt dat het besluit de vergoeding regelt voor alle verkeersbewegingen die door de ambtenaar in het kader van de uitoefening van zijn taak worden gemaakt. Appellante heeft de reis naar Curaçao niet gemaakt in het kader van de uitoefening van haar taak, maar in het kader van een evacuatie. De korpschef wordt gevolgd in zijn standpunt dat sprake is van twee onderscheiden opdrachten met twee verschillende doelen en (achter)gronden. Het doel was immers lijfbehoud en niet werk. Dat appellante uiteindelijk wel haar werkzaamheden heeft verricht op Curaçao maakt dat niet anders.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2022.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) M.E. van Donk