ECLI:NL:CRVB:2022:2131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-vervolguitkering en geschiktheid van functies voor appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-vervolguitkering te beëindigen. Appellante, die sinds 2014 ziek is en een WGA-vervolguitkering ontving, was het niet eens met de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid en de geschiktheid van de aan haar voorgestelde functies. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelde dat het Uwv de beëindiging van de uitkering terecht had doorgevoerd. De Raad stelde vast dat de beperkingen van appellante niet meer in geschil waren en dat de geselecteerde functies passend waren bij haar belastbaarheid. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand bleven. De Raad oordeelde dat de functies van receptionist en administratief medewerker, ondanks de door appellante aangevoerde bezwaren, geschikt waren voor haar. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.