ECLI:NL:CRVB:2022:2086
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante. Appellante, die zich op 8 augustus 2018 ziekmeldde met lichamelijke en psychische klachten, had eerder een ZW-uitkering ontvangen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Na een eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) concludeerde de verzekeringsarts dat appellante, ondanks haar klachten, in staat was om met een bepaalde belastbaarheid te werken. Het Uwv beëindigde de uitkering per 19 december 2019, omdat appellante meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de medische beoordelingen te twijfelen. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar beperkingen waren onderschat en dat er ten onrechte geen slaapstoornis was erkend. De Raad oordeelde echter dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante en dat de gronden van appellante in hoger beroep grotendeels herhalingen waren van eerdere argumenten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de belastbaarheid van de appellante.