ECLI:NL:CRVB:2022:2083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich ziek had gemeld met fibromyalgie en artrose, had eerder een WGA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling door het Uwv werd haar uitkering beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante betwistte deze beslissing en voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat er geen schending was van het beginsel van 'equality of arms'. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige in te schakelen. De medische beoordeling door het Uwv werd als juist beschouwd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.